IJskoud de Fatste
Door een nauw gat kringelt mijn adem de wereld in. Het enige contact dat ik nog heb met de bevroren buitenwereld. Na een lange fietsdag door het Duitse Zwarte Woud is de kerntemperatuur van mijn lijf flink gedaald. In de slaapzak warm ik op. Na een half uurtje verdwijnen er drie lagen kleding onderin de slaapzak. Om de volgende dag opgewarmd weer aan te trekken. Daarna schakelt mijn systeem in de off modus en slaap ik als een os. Jonge honden Twee dagen eerder zijn mijn fietsmaat Gerard en ik vertrokken in het gehucht Holzhausen (op 200 m hoogte), iets ten westen van Freiburg aan de voet van de bergen van het Zwarte Woud. Gerard moet ervaring op doen met het rijden door en overnachten in de sneeuw. Hij gaat namelijk over zes weken meedoen aan de ‘Rovaniemi 150’ in Finland. Die race is alleen te rijden op een zogenoemde fatbike. Een fatbike is een soort mountainbike met extreem brede velgen en dito banden. Met een gewone bike is de race niet te rijden. Die zou hopeloos vastlopen in de sneeuw en het ijs. Deze tocht is het extreme vervolg op de eerdere tocht dwars door de Eifel. Daarover berichtten we al in FIETS 10 van 2013. Onze fatbikes komen in beweging. De richting is duidelijk: omhoog. Op weg naar het bevroren witte spul. Na een warming up van een kilometer of tien begint het serieuze werk. Verharde wegen en bospaden rijgen zich aaneen om de ruim duizend hoogtemeters te overbruggen. Dat is flink aanpoten. Een fatbike heeft veel kwaliteiten, maar klimmen hoort daar niet echt bij. Op 800 meter hoogte ligt de eerste sneeuw. De tractorbanden doen waar ze goed in zijn. Ze pletten de tien á vijftien centimeter sneeuw en hebben een fenomenale grip. Toch blijft het oppassen, want overmoed is een slechte raadgever. Onder de laag sneeuw liggen venijnige scherpe rotsen, en ook de onzichtbare bevroren plassen kunnen voor onaangename verrassingen zorgen. In de dichte bossen is de sneeuw vaak nog maagdelijk. We trekken verse sporen in het witte landschap. Als twee jonge honden dollen we door de sneeuw. Nou is de energie van een mens niet oneindig, dus is het zo af en toe nodig om brandstof te tanken. Niet toevallig zijn er wat dorpjes in de route opgenomen. In het gehucht Erlenbach is één Gasthaus. De inrichting is sinds de opening begin 1900, niet veranderd. Op de menukaart prijken louter eenvoudige calorierijke boeren maaltijden. De uitbaatster is een oversized overjarig model uit het horecawezen. Wat ze niet verkoopt consumeert ze zelf. Alles onder het motto, ‘zonde om weg te gooien’. Gerard doet zich te goed aan twee stevige braadworsten. Kasebröt is het enige vleesloze gerecht, dus daar ga ik voor. Bij het afrekenen houd ik mijn gezicht met moeite in de plooi, want zelfs de prijslijst is sinds de opening niet meer aangepast. Tarp Naarmate de hoogtemeters vorderen en we dieper het Zwarte Woud in fietsen, neemt de sneeuwdikte toe. Het daglicht raakt op. Een kleine vlakke plek tussen de bomen toveren we om tot ons thuis. Gerard haalt een Tarp tevoorschijn. Dat klinkt naar heel wat, maar het is gewoon een stuk tentdoek aan een touwtje. Even tussen een paar bomen spannen, plasticje op de grond, matjes en slaapzak er op en klaar. Zelf ben ik van het type niet prullen onderweg, maar Gerard wil al zijn materialen uitproberen. Hij sluit een benzinebrandertje aan en begint te koken. Mijn eigen ‘Joop Braakhekke’ is de grootste carnivoor die ik ken, maar ook een echte vriend. Om mij te plezieren kookt hij rijst met vis. Al na tien minuten is de maaltijd klaar. Hongerig neem ik een enorme hap. Waaaahhhh, wat goor! Mega zout, totaal oneetbaar. Wat blijkt, Braakhekke heeft een flink blik ansjovis bij de rijst geknikkerd. Vis is vis in zijn vleeswereld. Hij heeft die ‘braak’ in Braakhekke wel erg letterlijk genomen. |