Informatie:
GTJ: www.gtj.asso.fr Begeleide fietstochten of bagagevervoer: Jura Randonnees I: www.jura-rando.com Franche-Comté: www.franche-comte.org La Grange des Plans: www.lagrangedesplans.com |
de grote oversteek van de Jura per racefiets
Grande Traversee du Jura (GTJ) Tekst en foto’s: Ronald en Ingrid Jacobs De Franse Jura ligt parallel aan de Zwitserse grens. In de streek zijn Franse en Zwitserse invloeden te bespeuren. Je vindt ze terug in het soms ruige landschap, de strak gemaaide oneindige weiden, de mentaliteit van de bevolking en bebouwing. In de regionale keuken vol stevige maaltijden, komt de Franse verfijnde smaak volledig tot zijn recht en komt zelf de meest verwende fietser niets te kort. Voor fietsliefhebbers is de Franse Jura een aanrader. Zo heeft ieder zichzelf respecterend dorp of stad een paar uitgepijlde fiets- en mountainbike routes. Afhankelijk waar je in de Jura bent, kun je veel of weinig hoogtemeters maken. De ultieme route is de 380 kilometer lange Grande Traversee du Jura, ofwel de grote oversteek van de Jura. Dat kun je onverhard per mountainbike doen of asfalt per racefiets. De GTJ kent overigens ook een variant om te wandelen (400 km), met nordic ski’s (175 km) en sneeuwrackets (100 km). De oversteek per racefiets Het traject ‘Grande Traversee du Jura’ van 380 kilometer is verdeeld in tien etappes. Dat levert een gemiddelde op van 36 kilometer per dag. Dat vonden wij te weinig dus knoopten we een aantal etappes aan elkaar. Begin September reden we in vier dagen zeven etappes en een extra ronde via de Col de Grand Colombier aan het eind van het traject. De etappes onderweg zijn (nog) niet uitgepijld. Maar dat zal volgens het Toeristenbureau gaan veranderen. In een honderd pagina’s tellend boekje (ISBN 2-84640-183-7, € 12,80) staat de tocht in het Nederlands duidelijk beschreven en is voorzien van toeristische informatie. Toch vinden wij het verstandig om een wegenkaart mee te nemen. Het Frans Toeristenbureau adviseert de kaart van het IGN (Institut Geographique National) régionale R10 Franche-Comté (ISBN 978-2-7585-1260-8). De kleine investering van € 5,50 betaalt zich terug in minder ergernis door verkeerd rijden. Dag 1: Morteau - Focine-le-Haut: 94,5 km en 932 hoogtemeters Gek genoeg brengt zo’n eerste rit altijd een gezonde spanning met zich mee. Is de route de moeite waard, zijn de wegen niet te druk, zijn de hotels goed, blijven de weergoden ons goedgezind, komt de bagage iedere dag aan en natuurlijk, hoe voelen de benen? Al na een paar fietskilometers is het vertrouwen er. De beentjes voelen bij de eerste klim goed, de zon schijnt, de route lijkt dik in orde en al het ander is avontuur! Schoorstenen Als eerste vallen de boerderijen op met uitzonderlijk grote schoorstenen. Tuyé heten die rookkanalen hier. Bovenop hebben ze twee, in een driehoek aangebrachte platen, die de schoorsteen afdekken. Deze platen zijn van binnenin opzij te schuiven waardoor de haard goed trekt om de traditionele pekelrookwaren hun typische smaak te geven. In vroeger tijden deden de ‘tuyés’ ook dienst als nooduitgang als de deuren en ramen door overvloedige sneeuwval niet meer open gingen. Als we een foto van één van de boerderijen met een rook-schoorsteen willen maken, vraagt een vriendelijke bewoonster of ze misschien haar auto weg moet zetten. Hoe meedenkend kan een mens zijn? En wij maar denken dat de Fransen stug zijn. Enorme weiden, bossen en gehuchten bepalen het beeld van deze dag. Die eenzaamheid is mooi, maar we zijn blij als we Pontalier binnen racen. Prima op tijd voor een lunch op een terras. Fort van Joux Na een broodje en een kleine café au lait, fietsen we bijna ‘sur place’ door de drukte van de stad Pontalier. Daarna verlegt de route zich naar het meer van Saint-Point. Hoog boven ons ligt de indrukwekkende fortificatie van Joux. Het in 1036 gebouwde kasteel deed achtereenvolgend dienst als vesting, gevangenis en als onderdeel van de Maginotlinie artilleriefort. Die Marginotline is tussen 1930 en 1936 gebouwd als een aaneenschakeling van verdedigingswerken tegen de Duitsers. Dat grapje koste toen al 1,5 miljard euro! In de tijd dat het fort dienst deed als gevangenis zat Toussaint Louverture er gevangen. Hij was de eerste zwarte generaal in het Franse leger en een van de grondleggers van de afschaffing van de slavernij in de wereld. Voor de liefhebbers is het fort te bezoeken en een rondgang eindigt met een afdaling van dertien verdiepingen naar de onderaardse gewelven. Cycle killer Het langgerekte meer van Saint-Point ligt er kalm en zonnig bij. Een kilometer of tien verderop wordt de rust wreed verstoord wanneer we bijna geschept worden door een van de weinige auto’s die we tegen komen. Over smalle wegen rijden we altijd keurig achter elkaar. Blijkbaar is het toch niet naar de zin van deze oude Fransoos. Hij probeert een van ons moedwillig de berm in te rijden. Een ‘cycle killer’ in optima forma. Vloeken in het Frans schieten ons niet te binnen. In het Nederlands wel en een verticaal handgebaar kunnen we niet onderdrukken. Tot een serieuze matpartij komt het jammer genoeg niet, want de onverlaat scheurt er snel vandoor. Eenmaal over de schrik heen, volgen we het advies van het routeboekje en maken we de vier kilometer lange afsteker naar de bron van de rivier de Doubs. Het eerste water van de 458 kilometer lange rivier lijkt uit het niets uit een rots te komen. Om eerlijk te zijn, erg spectaculair is het allemaal niet. Het lijkt een beetje op de straal van Manneke Pies, maar dan zonder het manneke. Dag 2: Focine-le-Haut - Mijoux: 87,6 km en 1486 hoogtemeters Deze ochtend dalen we eerst een paar kilometer af over de hoofdweg. Als we afslaan en klimmen naar het ‘Plateau de Grandvaux’ is de omgeving helemaal van ons. Het traject slingert door een glooiend landschap. Ruimte is er genoeg. De koeien staan wat verloren in de oneindig lijkende sappige weiden. Voor zo’n rund moet dit toch wel hét beloofde land zijn. Aan de reactie van de koeien te zien, zijn we iets bijzonders. Als we voorbij rijden blijven ze ons nastaren zonder ook maar een stap te verzetten. Ze draaien allemaal hun hoofd 180 graden. Een fysieke prestatie die doet denken aan onze nieuwsgierige overbuurman, thuis, maar dat even terzijde. De melk van deze koeien vormt de basis van de overheerlijke Morbier. Een kaasje met in het midden een typische zwarte streep. Die streep ontstaat omdat de keuterboertjes in vroeger tijden niet voldoende koeien hadden om per melkbeurt een hele kaas te maken. Over de wrongel van de ochtend smeerden ze daarom de zwarte plantaardige teerlaag die achterblijft op de bodem van de kookpot. Met de melk van de avond maakte ze de tweede helft van de kaas. Je moet er maar niet te veel bij nadenken als je van deze streekkaas zit te genieten. De dichte groene wouden van ‘Forêt de la Joux devant’ De dorpen onderweg lijken. De plaatselijke boerderijen ogen oeroud en zouden niet misstaan in een openluchtmuseum. Aan het einde van het Plateau de Grandvaux steken we de ‘route national 5’ over en liggen er vijftien kilometer ‘Forêt de la Joux devant’ te wachten. De paden in dit dichte woud zijn niet meer dan één auto breed en hebben klinkende namen als ‘Route Forestiere du Cattin’ en ‘Baptarilards’. De weg kronkelt onophoudelijk en gaat af en toe pittig omhoog, maar dat duurt nooit echt lang. Verdwalen in dit bos is best mogelijk, want het is 2.650 ha groot. Als de daling naar diep in het dal gelegen plaats Morez inzet, weten wij in ieder geval dat we goed zitten. Klim naar ‘Haut Crêt’ In Morez draait de wereld om brillenglazen en optische lenzen. Het is zondag en de stad is uitgestorven. Terrasjes zijn er amper en slechts na wat zoekwerk vinden we er eentje tegenover het brillenmuseum en het stadshuis. Terug op de fietspedalen, staat de vrij lange, maar relaxte klim naar ‘Haut Crêt’ op het programma. Het landschap verandert en krijgt een meer alpine karakter. In het plaatsje Lamoura bestellen we op een zonovergoten terras een cappuccino. Wel in een Franse variant. Het is een espresso waar een dot slagroom op is gespoten en een kilo cacao over is gestort. Een Italiaan zou van schrik een hartverzakking krijgen. Lamoura is het beginpunt van de Forestière, een ATB-tocht van honderd km, die hier elk jaar in september wordt gehouden. Het is druk met fietsers. We zien er tientallen voorbij komen. Met moeite komen we los uit de comfortabele terrasstoelen. Op ons harde racezadel klimmen we naar Lajoux waar we in het ‘Maison du Parc’ een tentoonstelling en informatieruimte bezoeken en meer leren over de natuur en bewoners van de Jura. Een afdaling brengt ons een klein uurtje later tot voor de deur van ons hotel in Mijoux. Dat hier veel plaatsnamen een uitgang hebben op ‘joux’ maakt duidelijk dat het een bosrijke omgeving is. Joux is namelijk een oud Frans synoniem voor bos. Col de la Faucille We zijn dan wel bij ons hotel in Mijoux gearriveerd, maar de fietsdag is nog niet gedaan. De ‘Col de la Faucille’ lonkt. Het uitzicht op de top maakt de acht kilometer klim de moeite waard. Het gemiddelde stijgingspercentage is een procent of vijf. De weg is omzoomd met pijnbomen en de laatste twee kilometer sluit de weg aan op N5. Daar is het gedaan met de rust en veiligheid. Motorrijders met een duidelijke overdosis mannelijke hormonen razen met een duizelingwekkende snelheid naar de top. Er blijft heel wat rubber op de weg achter. Op de top van de col gloort in de verte de majestueuze Mont Blanc met zijn kroon van eeuwig ijs. Door locals wordt de Mont Blanc steevast ‘De Dikke’ genoemd. Dag 3: Mijoux - Plans d’Hotonnes: 75,3 km en 1255 hoogtemeters Er is vandaag geen wolk te zien die ook maar het kleinste litteken maakt in de perfect gekleurde blauwe koepel. Ook de goedlachse hotellier kijkt tevreden en voorspelt een “hot day” in een dialect dat in de televisieserie ‘Alo Alo’ niet zou misstaan. Om klokslag negen uur rollen onze stalen rossen, die overigens van carbon zijn, de garage uit. Onze twijfel of we een windjackje aan gaan doen is meteen verdwenen. Koud! De snelle afdaling maakt het alleen maar erger. Negen graden geeft de computer aan. Even vergeten dat de ochtenden op 1000 meter hoogte anders beginnen dan thuis op min twee meter. Na een uurtje is de thermometer zo’n tien streepjes gestegen en zorgt de eerste serieuze klim van de dag voor een royale portie lichaamswarmte. De uitzichten over het dal van de rivier de Valserine, zijn afwisselend genoeg. In het aardige gehucht Chérzery ligt tegenover de historische kerk een welkom terras. De kerk heeft de naam duizend maal verwoest en steeds herbouwd te zijn. Van de eerste versie uit 1140 is niets meer over en de huidige kerk heeft sinds 1802 een strak symmetrische vorm. Overigens blijken ze hier stevig te kunnen overdrijven, want als we er de boeken op naslaan blijkt dat duizend keer in werkelijkheid betekent een keer of vijf. Het kan natuurlijk ook zo zijn dat ze stevig de tel zijn kwijt geraakt door de penseelschimmel in blauwadrige kaas ‘Bleu de Gex Haut Jura’, die hier van rauwe melk wordt gemaakt. Col de Cuvéry Na wat klimwerk en een lange afdaling scheuren we binnen in het diep in het dal gelegen Bellegarde sur-Valserine. In deze stad kopen we een broodje als benzine voor de zevenhonderd hoogtemeters en dertien kilometer lange klim over de Col de Cuvéry (1178 m) naar de het ‘plateau de Retord’. De hele klim ligt tussen de zes en acht procent. De eerste drie kilometer zijn wat rommelig qua verkeersdrukte, maar dan draaien we een doodstille, door loofbomen omringde weg op die rustig, maar gestaag de hoogte in slingert. Eenmaal op de top zien we de ver weg gelegen Alpenreuzen boven het dal van de Valserine. De trilling van de meer dan dertig graden warme lucht voorkomt een helder zicht. De sneeuwbedekte Alpenkruinen zijn daarom jammer genoeg slechts vaag zichtbaar. Toch is het indrukwekkend om de tachtig kilometer ver weg te kunnen kijken en het maakt de klim in ieder geval de moeite waard. Net onder de top passeren we twee kleine restaurants. Ze zijn helaas alle twee dicht. Gelukkig hebben we ieder twee bidons vol water meegenomen. Eenmaal op het ‘plateau de Retord’ is het gevoel van hoogte verdwenen. Het is een glooiend gebied vol met groene weiden en heel veel bos. Over kleine asfaltweggetjes leggen we de laatste vijftien kilometer af naar onze Gîte ‘La Grange des Plans’ in Les Plans d’Hotonnes. Mochten we nog twijfelen dan helpt het zien van de tien huizen en de prominent aanwezig skilift ons uit de droom: wij zijn hoog in de bergen. De gîte is overigens een uitstekend startpunt voor dagtochten, zowel op de wegfiets als de mountainbike. Plans d’Hotonnes – Grande Colombier – Plans d’Hotonnes: 94 km en 1995 hoogtemeters De normale route van de GTJ gaat rechtstreeks door naar het eindpunt Culoz. Dat betekent voor negentig procent afdalen. Dat is niet wat ons aanspreekt. Onze gastheer ging te rade bij een locale racefietser die in Frankrijk iedere berg hoger dan een verkeersdrempel heeft beklommen. Hij zet een route voor ons in elkaar over dé berg van de streek, de Grand Colombier. Volgens onze deskundige is die klim vanuit de noordkant zwaarder dan de beklimming van de legendarische Mount Ventoux. Er zitten stukken in van ruim twintig procent. De berg is vaak de scheprechter in de profronde de ‘Tour de L’ain’ (www.tourdelain.com). Onze route valt de berg vanuit het zuiden aan. Meer hoogtemeters, maar iets minder steil. Of de ons geadviseerde route te maken heeft met onze uitstraling als rechtgeaarde watjes, het gegeven dat de route landschappelijk fraaier is, of dat wij de GTJ zo veel mogelijk willen volgen, hebben we maar niet geprobeerd te achterhalen. Als we aan het ontbijt verschijnen heeft onze gastheer twee geplastificeerde kaartjes gemaakt van de route. Eentje ervan in 3D en voorzien van een hoogteprofiel. Dat is nog eens service en geeft maar weer eens aan hoe zeer ze in deze gite helemaal op sporters zijn ingesteld. Stipt om negen uur zitten we op de fiets, het wordt een hete dag volgens de berichten. In de eerste twintig kilometer gaat het in een stevig tempo door boerenlandschap. Het enige oponthoud is een serieuze verkeersopstopping in het gehucht Passin. De locale agrariër laat zijn niet onaanzienlijke veestapel oversteken en die gaat natuurlijk zoals de president, brandweer en politie, voor. De zwaartekracht helpt ons meega en zonder veel inspanning scheuren we verder naar het stadje Culoz. Vanaf daar werkt de aantrekking van de aarde tegengesteld. De 18,3 kilometer en 1255 hoogtemeters naar de top van de Grand Colombier gaan beginnen. De temperatuur loopt snel op. De rijsnelheid die soms wel en soms niet in twee cijfers is uit te drukken, zorgt niet voor een verkoelende rijwind. Dan doemen de eerste wijnvelden op. De witte kalkrotsen weerkaatsen de zonnestralen op een onbarmhartige manier. Op de fietscomputer staat 32 graden Celsius. Konden we de snelheid en de temperatuur maar omdraaien, dan waren we zo boven. Mooi niet! De klim wordt steiler. Gemiddeld stijgt het wegdek 6,9%, maar nu komen er stukken van tien, twaalf, heel even vijftien procent. Gelukkig leidt het uitzicht af. Met het vorderen van de hoogtemeters worden steeds meer bergen zichtbaar. Het zijn de Alpen. In de extreem heiige lucht lijken het eerder luchtspiegelingen. Met nog zo’n tweehonderd hoogtemeters te gaan slaat het weer plotseling om. Dikke wolken drijven in een razend tempo binnen. Onder de top (1501 meter) is de berg kaal en voelt de wind guur aan. Aan de andere kant van de pas valt in de verte regen. De nattigheid lijkt de grond niet te halen, maar verdampt in de hogere luchtlagen. De afdaling daarna gaat snel, al blijft het oppassen geblazen. Het wegdek is ongekend hobbelig en op de rijbaan liggen her en der stevige stukken afgebrokkelde rots. In het dal vallen een paar druppels, maar veel is het niet. Sterker nog, de zon gaat weer schijnen en de temperatuur loopt weer op naar tropische waarden. Ook de retourroute is landschappelijk gezien aantrekkelijk. Het enige wat we missen is een een lekker bakkie koffie als cadeautje voor alle inspanning. Vanaf Culoz zijn we die maar één koffietent tegen gekomen, net onder de top van de Grand Colombier en die was ook nog eens gesloten. Op de routekaart staat vanuit het laatste dorpje voor onze gîte een weggetje aangegeven dat rechtstreeks terug gaat. Om niet twee keer dezelfde weg te hoeven rijden slaan we af. Of dat slim is? Pijn doet het in ieder geval wel, want het betekent een klim tussen de zeventien en twintig procent over ruim twee kilometer! In de laatste kilometer komen we weer op adem, want die is niet meer dan vals plat. Zittend voor de gîte kijken we achter een dampende soepkom koffie en heel veel water, tevreden terug op een inspannende, maar schitterende fietsdag. Conclusie Fietsers die wat klimwerk in hun tochten willen, maar niet per se op zoek zijn naar de Alpenreuzen, stilte appreciëren en incalculeren dat niet op elke hoek van de straat een terras lonkt, zullen het in de Jura prima naar hun zin hebben. De Grande Traversee du Jura is een prima manier om de Jura te doorkruisen en de streek te beleven. Een paar dagen extra op de Plan d’Hotonnes is een echte aanrader. Wie zijn krachten wil meten met een berg, de Grand Colombier is van hieruit alle richtingen in, een krachtproef van formaat. |