Passo di San MarcoPasso di Foppa beter bekend als de Mortorilo
|
Zwitserse en Italiaanse passen
en een flinke snuif cultuur Tekst en foto’s: Ronald en Ingrid Jacobs Wat doe je als de één snakt naar een vakantie ‘met een boekje in een hoekje’ en de ander over bergpassen wil fietsen? Als rechtgeaarde Nederlanders haal je dan het poldermodel uit de kast. Resultaat is een tiendaagse combinatiereis met passen fietsen in Zwitserland en Noord-Italië, cultuur snuiven én een beetje relaxen. Menu van de dag Vanuit Nederland rijden we naar Ulrichen in het Zwitserse Gomsdal. Van grensovergang Venlo zijn dat 754 overzienbare kilometers. De volgende ochtend glinsteren de Zwitserse alpentoppen ons tegemoet. Het is eind september en het duurt wat langer voordat de zon over de bergrand gluurt. Als het zover is, snel op de racefiets. Op het driegangen menu van vandaag staan de Furka-,Gotthard- en Nufenenpass. Als voorgerecht, de klim naar de Furkapas. De Furkapas start in Ulrichen (1346 m) en al snel doemt een wand op met een serie angstaanjagende haarspeldbochten. Ik bereid me er op voor, maar een paar minuten later in het gehucht Gletsch (1757 m), blijkt het gevaar de Grimselpas te zijn. De Furkapas gaat de andere kant op. Niet dat ik daar veel mee opschiet want na een paar grote lussen volgt zo’n zelfde serie tegen de steile bergwand gedrapeerde bochten. Terwijl de in 1860 aangelegde weg stijgt, komt het besef dat er iets ontbreekt. Het is de Rôhnegletser, de plek waar rivier de Rôhne ontspringt. Een jaar of tien geleden waren we hier met de mountainbike en toen was deze gletsjer vanaf hier nog het hele jaar goed te zien. Zelfs het hotel Belvedère, op halverwege de klim, stond meestal met haar voeten in de sneeuw. Ik ben nog fris en fiets zonder al te veel moeite naar boven. Bijna op pashoogte (2431 m) is er maximaal zicht op de omringende bergtoppen. Dit is het gebied van de ‘vierduizenders’. Er liggen er een stuk op dertig bij elkaar. Het zicht op de omgeving maakt de inspanning de moeite meer dan waard. Op de top is het mistig, maar dat duurt gelukkig niet lang. De smalle weg naar beneden is eerst mega bochtig en daarna, vreemd genoeg, een paar kilometer lang als langs een liniaal getrokken. In het dorpje Hospental (1488 m) wijst een bord de weg naar het hoofdgerecht, de brede St. Gotthardpas (2108 m). Heel wat automobilisten willen niet wachten voor de beruchte St. Gotthardtunnel en kiezen voor de route over de pas. Dat maakt de weg best druk, maar gevaarlijk voor fietsers is hij niet. Rijtechnisch is de pas een makkie. Nergens echt steil en ook niet overdreven lang. Landschappelijk gezien net een voldoende, meer niet. In Airolo (1141 m) begint het toetje van deze dag, de Passo della Novena ofwel de Nufenenpass. Of de kilometers en hoogtemeters beginnen aan te tikken, of de opkomende koude en mist gaan hun tol eisen? Ik weet het niet, maar deze pas (2478 m) ligt duidelijk zwaarder op de maag dan de Gotthard. De harde tegenwind vreet het laatste stukje moraal weg. Harkend en bibberend vecht ik me naar boven. Vanuit de auto krijg ik een jasje aangereikt. Ze heeft het toch niet kunnen laten om mij over de passen te volgen. Nee, deze keer niet op de fiets, maar in een warme auto. Wel de visuele lusten maar niet de lasten van inspanning was haar deel van de polderdeal. Niets zelf hoeven meesjouwen van kleding en fotospullen is mijn opbrengst. Als ik ’s avonds een hele pizza naar binnen zit te werken meen ik toch een jaloerse blik te ontwaren. Maar ik kan mij vergissen. Bella Italia Tijdens het prima ontbijt staat de auto te popelen om te vertrekken. Bella Italia roept. Dat is niet zo gek, want de grens is niet ver weg. Wij kiezen voor de route over de Simplonpas. Het is er rustig. Een racefietser zwoegt naar de top. “Dat had jij zeker ook graag gedaan”, klinkt het bijna verontschuldigend naast me. Het zijn de uitgesproken woorden van mijn gedachten. Dan, met de eerste bergketen in de achteruitkijkspiegel doemt voor ons het Italiaanse Lago Maggiore op. Het beroemdste meer van Italië ligt er bij als in een fraai prentenboek. Een mooie blauwe lucht met een enkel wolkje, azuurblauw water met daarin beboste eilandjes, omzoomd door bergen met dorpjes. We zien lommerrijke boulevards en uitnodigende strandjes. In een klein Italiaans barretje vindt de eerste cappuccino van deze reis een weg naar binnen. Enkele locals zitten deze late ochtend al nippend aan een glaasje wijn. Wij zoeken verkoeling op een bankje onder een oude boom aan het water. Een half uurtje genieten we van de rust, de voorbij dobberende bootjes, het uitzicht en elkaar. Al zal ik het altijd ontkennen, het is een best romantische plek. “Lijkt mij heerlijk om hier rond te fietsen”, meldt de romanticus naast mij. Als de woorden tot haarzelf doordringen, kleurt ze charmant en haar lippen vormen iets wat verdacht veel op een glimlach lijkt. We cruisen nog een tijdje langs de kustweg van het meer. Als het water op is, verleggen we de koers naar het Como meer. Ook mooi, maar wat ons betreft net wat minder dan het Lago Maggiore, al blijft het natuurlijk een kwestie van smaak. Vanaf het Lago di Como moeten we nog een berg over om in het dorpje Costa Valle Imagna te komen. Het ligt op zo’n kilometer hoogte en het leek ons een prima slaap- en startpunt om Milaan en Bergamo te bezoeken. De weg erheen is smal, bochtig en steil. Diep onder ons ligt de Povlakte, zo plat als een pannenkoek en reikend tot aan de einder. Bon Giorno De volgende ochtend bezoeken we de historische autovrije bovenstad van Bergamo. Het kleine indrukwekkende historische centrum is bezaaid met kinderkopjes en is in één dag goed te bezichtigen. Op de terugweg naar ons hotel komt de racefiets aan de voet van de berg uit de auto. De klim van 250 meter naar ruim 1000 meter hoogte, is niet al te lang, maar wel steil. Stukken van 18% zijn gewoon pittig. Onderweg opvallend veel gesoigneerde Italianen op mooie racekarretjes. Ze groeten met opgestoken hand en roepen “ciao” of “bon giorno”.Daar kunnen die fietsende chagrijnen die ik in Nederland wel eens tegenkom, nog een puntje aan zuigen. Heerlijk om na zo’n ‘city dag’ nog even op de pedalen te mogen. Milaan Metropool Milaan is de volgende bestemming. Het voornemen om door de stad te fietsen laat ik varen. Te druk, te rommelig en daardoor geen lol aan te beleven. De beroemde kathedraal (Duomo) in het hart van de stad is de moeite waard om te bezoeken. Met name het dak, is interessanter dan de binnenkant van het gebouw. Duizenden beelden en beeldjes staan hier keurig in het gelid en je hebt een prachtig uitzicht over Milaan. In de beroemde overdekte winkelgalerij, tegenover de kathedraal, lonken de exclusieve kleding-en kunstzaken naar onze creditcard. Na een hele dag sjokken hebben we het gevoel dat onze voeten een maat groter zijn geworden. Fileleed Vals als altijd wekt het uitgebreide klokkenspel van het kerkje ons stipt om zeven uur. De melodie is een mengeling van ‘daar komt de stoomboot’ en ‘singing in the rain’. Bij de bouw heeft de plaatselijke geestelijke kennelijk gedacht dat veel klokken een garantie is voor kwaliteit. Fout gedacht! Voordeel is wel dat we een uurtje later vertrek gereed in de auto zitten. Voor de laatste keer de 750 hoogtemeters afdalen naar de doorgaande weg. Door de vallei van Brembana gaat het in de richting van het gehucht Piazza waar de afslag naar de Passo di San Marco ligt. Onderweg doen we nog even San Pellegrino Terme aan. Nu bekend van het bronwater met een rode ster op de flesjes. Vroeger een heus topklasse kuuroord met luxe hotels en dito thermaalbaden voor de betere middenklasse in Italië. De fraaie gebouwen staan er nog. Soms wat vervallen, af en toe vastklampend aan de laatste strohalmen van het toerisme. Het mooie van onze manier van reizen blijkt vandaag. Van de Passo di San Marco hebben vast nog niet veel racefietsers gehoord. Wij ook niet, het kwam gewoon zo uit in ons routeschema. De 1450 hoogtemeters naar het hoogste punt op 1992 meter zijn voldoende uitdagend en het panorama onderweg houdt mij lekker bezig. Deels 12% stijgen en de 13 haarspeldbochten aan het einde vragen om doorzettingsvermogen. De afdaling naar Morbegno (244 m) in het Valtellnadal is bochtig en snel. Tenminste als er niet te veel files staan. Vandaag waren het er twee. Eerst een kudde van een paar honderd geiten, daarna een boer die uitgerekend vandaag zijn complete kudde koeien over de weg van de zomer- naar de winterweide transporteert. Wie geen goede remmen heeft fietst in Morbegno zo de ijsjeswinkel binnen. Gelukkig werken mijn ho-ijzers nog prima en stal ik mijn fiets tegen de gevel. Het is moeilijk kiezen uit de overdaad aan smaken. Uiteindelijk lukt het dan toch en op een bankje in de zon glijdt de ijskoude Italiaanse lekkernij soepeltjes naar binnen. Staren naar de bergen Het sluitstuk van de route van vandaag zijn de zestig autokilometers naar het dorpje Sóndalo, een kilometer of twintig voor het bij klimmers bekende stadje Bórmio. Deze stad ligt aan de voet van de Passo di Stelvio, Passo di Foscagno en de Passo di Gavia. Ons hotel ligt in het historische dorp Sóndalo. Hiervan is bekend dat in vroeger tijden de mensen uit het dorp het water haalden uit de rivier. Later heeft een pelgrim hier een bron gesticht in het dorp. Tot op de dag van vandaag staan er flessen water voor bijna iedere voordeur. Die zijn bestemd voor dorstige pelgrims. Ook vanwege de uitstekende luchtkwaliteit is dit dorp bekend. In het verleden dé plek voor tuberculosepatiënten. Op de bergwand staat nog een reusachtig sanatorium. Nu omgebouwd tot streekziekenhuis, vroeger zijn er in deze omgeving 53.000 mensen behandeld voor tb. Velen verbleven er een jaar of meer om vanaf hun ziekbed op het balkon naar het dal en de omringende bergen te kijken. Het hotel waar we verblijven, wordt gerund door een heel jong echtpaar en biedt echt waar voor ons geld, met ruime kamers en lekker eten. He ligt een dikke honderd meter boven de doorgaande weg. Voordeel is een fantastisch uitzicht over het dal, een nadeel is de klim op het einde van een fietsdag. Gefopt Terwijl de één zich te goed doet aan een zonovergoten balkon met het letterlijke ‘met een boekje in een hoekje’, vertrek ik na het ontbijt met vijf kilo fotoapparatuur, een stuk of wat energierepen, de nodige kledingstukken en twee volle bidons. Op de kaart heb ik een route uitgezet over de Passo di Foppa en de Gavia. De laatste klinkt mij bekend in de oren, de eerste zegt mij niks. Al na een kilometer of tien moet ik de eerste pas, de Foppa, op. Even twijfel ik, want het bordje geeft Mortorilo aan en niet Foppa. Toch weet ik zeker dat ik goed zit. Pas na een tijdje dringt het tot mij door dat ik op de bekende pas uit De Giro fiets. Wat ik op dat moment niet besef is dat deze klim als één van de zwaarste in Italië wordt gezien. Dat de weg supersteil is valt al snel op. In de 1300 hoogtemeters ligt een strook van 18% en het gemiddelde komt op 10,5%. Opvallend is dat alles in tweeën lijkt te gaan. Er halen mij twee auto’s in, er komen er twee tegemoet en ik schakel twee keer. Een keer beneden in mijn kleinste verzet, en een keer boven in het zwaarste. Toch spreekt de klim mij niet aan. Het panorama is niet echt super en wie een beetje zoekt in de Alpen, vindt legio klimmen van dit kaliber. De Mortorilo heeft zijn naam enkel en alleen te danken aan de gevechten die hier in De Giro zijn geleverd. Voor mij zijn de omgeving en de beleving van een klim van grotere waarde. Klimmersgeluk Eenmaal beneden in het Carmonica dal staat de hoogtemeter op ongeveer 950 meter. De weg klimt over een best drukke weg in 16 km zachtjes tot aan de voet van de Passo di Gavia (1258 m). Onderweg hap ik in het dorpje Stadolina in het romige schuim van een prachtige cappuccino en in een heerlijk puddingbroodje. Bij de uitbaatster van de patisserie reken ik slechts twee euro af. Eenmaal op de Gavia moet ik serieus aan de bak, maar dat doe ik graag. Het prachtige weer, de ruige bergen met her en der een gletsjer, de aaneenschakeling van haarspeldbochten, het bescheiden autoverkeer en een prachtig bergmeer zijn voor mij het ultieme geluk. Ondanks de stijgingspercentages van maar al te vaak boven de 10% en de oplopende verzwaring van de beenspieren, geniet ik van ieder moment. Onderweg zet ik het statief met fotocamera op om de sfeer vast te leggen. Misschien niet vaak genoeg, want het genot zit echt in het fietsen en niet in het fotografische bewijs ervan. Dat maakt al te vaak stoppen moeilijk. Op die momenten mis ik mijn maatje. In de refugio op de top trakteer ik mezelf maar weer eens op een koffie. Met cacao heeft de uitbaatster ‘OK’ op de schuimende melk gestrooid. In die twee letters is eigenlijk de hele rit samen te vatten. Misschien was ‘super OK’ nog beter geweest, maar dat sjabloon heeft ze kennelijk niet. De afdaling naar Bórmio gaat door een paar aantrekkelijke skidorpen. Aantrekkelijk door hun authenticiteit en door de prachtige natuur waar de bergen al van die puntig, lichtgrijs getinte Dolomietentrekjes hebben. Op papier zijn de laatste pak-em-beet twintig kilometer, een makkie. Langzaam hoogte verliezend langs de doorgaande weg terug naar het hotel. Maar zoals bekend is, is papier geduldig. De Italiaanse variant van Rijkswaterstaat werkt aan een totaal nieuwe racebaan door dit prachtige dal. Dat is de prijs van de vooruitgang. Voor fietsers is de tijdelijke weg verboden. Een simpel bord met een pijl naar links markeert de omleiding. Het resultaat is een onverwachte klim van een pijnlijke driehonderd hoogtemeters. Zeg maar een valse noot in een verder perfectie symfonie. Ik mopper wat in mezelf, maar weet natuurlijk ook dat ik geen keus heb. Eindelijk bij het hotel staan er 117 km en bijna 3200 klimmeters op de computer. Een dag om in te lijsten! Passo Testosteron Bolzano is voor vandaag de bestemming. De belangrijkste hindernis die ons daarvan scheidt is de Passo di Stelvio, in dit tweetalige gebied ook wel Stilfersjoch genoemd. Over deze berg zijn boeken vol geschreven, met name de klim van de andere kant, onze afdaling dus, is beroemd door zijn 48 haarspeldbochten. Wij hebben er in de 1530 hoogtemeters ‘slechts’ een stuk of veertig. Echt moeilijk is de klim niet, lang wel. Verkeer komen we amper tegen. In ieder geval een Nederlands stelletje met twee high end racertjes, op weg naar de top. Eenmaal boven de 2000 meter is de natuur best ruig. De kale bergen en een paar gletsjers geven dat extra wat een echte bergpas nodig heeft. Op de top is het kermis. Allerlei prullaria, petjes en fietsshirts zijn er te koop. Voor de beroemde renner Fausto Coppi zijn er maar liefst twee monumenten. Wie dat wil kan zichzelf op de hoogste trede van een ereschavot laten fotograferen. De uitbater van een souvenirwinkel stopte meteen een beker in mijn handen. Gezien mijn fietskwaliteiten heb ik me beperkt tot de laagste trede van het podium. Gek genoeg is de andere zijde van de berg, die in de mist is gehuld, veel drukker. Heel wat mensen draaien boven kennelijk om. Een stuk of dertig dikke Audi’s, met daarin middelbare mannen met een overdadige hoeveelheid testosteron, racen als bezetenen naar boven. Sinds een aflevering van het autoprogramma Top Gear is de weg niet alleen meer ‘een must’ voor fietsers met een passie voor bergen, maar ook voor mannen met snelle auto’s, die liever Michael Schumacher hadden willen zijn. De afdaling is echt spectaculair. Dit zijn de momenten dat ik de schijfremmen van mijn mountainbike mis. Het is aanpoten om de snelheid voor iedere haarspeldbocht tot de juiste proportie terug te brengen. Een fout betekent hier een ritje naar het ziekenhuis, of een enkeltje mortuarium. Daar heb ik geen zin in, bovendien staat er aan het einde ook geen pot met goud te wachten en De Giro is vandaag ook al niet te winnen. Ik hou me in en daal vlot, maar vooral veilig af. In de middag bezoeken we de historische binnenstad van Bolzano. De sfeer is er ontspannen en het warme zonnige weer zorgt voor volle terrassen met toeristen. Van zomer naar winter Het weerbericht waarschuwt dat er vannacht een abrupt einde komt aan het mooie weer. Regen gaat met bakken vallen. Niet alleen hier, maar ook in Oostenrijk waar mijn laatste serie passen gepland staat. Gezond verstand zegt dat er niets anders op zit dan die voor later te bewaren en terug te keren naar ons polderlandje. Onderweg op de Brennerpas ploetert het verkeer zich een baan door de sneeuw. Op de radio geeft de verkeersinformatie droogjes aan dat de Stelvio en andere passen zijn gesloten in verband met hevige sneeuwval en op de passen waar auto’s nog wel over mogen, zijn sneeuwkettingen verplicht. Ook wordt gezegd dat het tijd is om de koeien van de zomerweiden naar beneden te brengen en dat kan tot filevorming leiden. Kortom een vreemde situatie, gistermiddag nog 26 graden in Bolzano, nu sneeuw en ijs. Onderweg naar huis overheerst tevredenheid. Ons besluit om te relaxen en steden te bezoeken in combinatie met een portie fietsinspanning, is goed bevallen. Zeker in een land als Italië dat eigenlijk één groot openluchtmuseum is. De sfeer is er heerlijk. En misschien is het een tikkeltje nederlands, maar Italië is niet duur en de hartelijkheid en klantvriendelijkheid staan hier hoog in het vaandel. |